Je bent 16 jaar en zit in het laatste jaar van de middelbare school. Je bent een vrolijke, verzorgde jonge meid die sociaal toegankelijk is. Je hebt veel vriendinnen, bent actief bij de sportclub waar je op hoog niveau meespeelt en op school heb je afgelopen jaren goede resultaten behaald. De wereld ligt aan je voeten en zoals je hebt geleerd haal je alles uit het leven en wil je de beste versie van jezelf zijn!
Van de buitenkant lijkt je leven perfect… maar op school gaat het sinds de vorige vakantie niet meer zo vlekkeloos als dat het voorheen ging. Je moet op gesprek komen:
‘’Fleur, het valt ons op dat je cijfers naar beneden gaan. Je bent wel bij de les maar het lijkt erop of je er niet meer bent”. Fleur haalt haar schouders op. “Daarnaast valt het me ook op dat je je wiskundehuiswerk niet hebt ingeleverd. Waarom heb je dit niet gedaan, je hebt altijd zulke goede cijfers en met dezelfde wiskundeknobbel die je vader heeft moet dat toch prima kunnen?” Fleur mompelt wat. “Ik ga dit bespreken met je ouders, want er moet iets gebeuren zodat je goed de examens in kan gaan”.
De docent zendt alleen maar informatie, zijn doel is motivatie terugvinden bij jou. Alleen gaat het in essentie de belangrijkste vraag voorbij “hoe gaat het écht met je”. De eerste mogelijkheid om écht contact te maken met je binnenwereld doet zich voor, maar de aansluiting is onvoldoende. De muur die je al die tijd om je heen hebt gehad wordt verstevigd met een extra laag cement: “Waarom zou ik vertellen hoe het écht gaat als niemand daarnaar vraagt”?
De begeleiding is nu een aantal maanden bezig en na wat praktische ondersteuning over het indelen van je tijd en grenzen stellen, groeit het vertrouwen tussen jou en mij. Je vertelt mij steeds meer over je jeugd, je familie die uit elkaar valt, je ouders die veel weg zijn, de verwachtingen van jezelf en je omgeving. In mijn hoofd ontstaat de gedachte dat je plezier in het leven en je fleurige kijk op de wereld is bezweken onder de druk van moeten presteren. Ik spreek de gedachte uit en met tranen in je ogen geef je aan dat dat misschien wel het punt is. Ik vraag door, want ik heb het gevoel dat het gesprek vandaag anders gaat dan normaal. Je barst in tranen uit: “Nee het gaat helemaal niet goed”. Je vertelt dat negatieve gedachten een vreselijk zwart monster hebben gemaakt die alles bekritiseert en donker maakt. “Als je dit niet doet, dan gaat je alles kapot”. Al jaren heb je geen troost gevonden bij je ouders. Je ziet geen licht aan het einde van de tunnel. “Mijn leven wil ik niet meer!”
Er volgt een lange stilte…
“Wat moet dit ontzettend eenzaam voelen” zeg ik, jij knikt. We praten door over hoe dapper het is dat je dit met mij hebt gedeeld, maar ook dat het moeilijk moet zijn om je zo kwetsbaar op te stellen. Het gesprek gaat verder over jouw gevoelens en gedachten.
Er volgt weer een lange stilte.
Ineens word je boos: “Als jij dit aan mijn ouders vertelt, dan maak je alles kapot”. Ik laat je uitrazen, want ik begrijp heel goed dat het vertellen aan mij al zoveel emoties heeft losgemaakt, dat je dit er eigenlijk niet bij kan hebben.
We besluiten een rondje te wandelen, dat vind je altijd erg fijn en de frisse buitenlucht zorgt ervoor dat je wat rustiger wordt. We maken een plannetje hoe we samen met je ouders kunnen bespreken hoe het écht met je gaat: jij schrijft een brief aan ze, dat is gemakkelijker voor je dan het te zeggen.
Samen wandelen we naar je huis, je ouders hebben we ondertussen gebeld en zij wachten je op bij de deur. Het lukt je niet om iets te zeggen, de tranen rollen over je wangen. Ik lees de brief die je hebt geschreven voor, terwijl ik naast je zit op de bank. Zo hebben we dit afgesproken. Je vader kijkt ongemakkelijk voor zich uit, hij weet niet zo goed wat hij met al deze emoties aan moet. Dat heeft hij vroeger niet geleerd. Je moeder is heel emotioneel en vertelt dat ze zoveel herkent in jouw gevoelens. Ze zegt: “Och toch, Fleur, had dit gewoon gezegd!” Er ontstaat een moeizaam, maar goed en lang gesprek over wel en niet uitgesproken verwachtingen, gevoelens van jou en van je ouders. We sluiten het gesprek af met wat jij nodig hebt om lichtpuntjes om je heen te verzamelen, zodat het monster in je hoofd wat meer in het licht komt te staan en zich uit de voeten maakt.
Dan komt het moment dat het tijd is om afscheid te nemen. Het afscheid valt je zwaar en met een zucht van opluchting, maar ook een glimlach door je tranen heen vraag je “Mag ik u een knuffel geven?”
De eerste, maar aller-moeilijkste stap is door jou zelf gezet!