Je bent 12 jaar oud. Woont alleen met je moeder, met je vader heb je geen contact. Jouw moeder vindt het lastig om van de alcohol af te blijven, maar doet hiervoor wel erg haar best. In periodes gaat het goed, maar er zijn ook mindere periodes. Dit resulteert in dat jij niet of te laat op school komt, niet altijd eten krijgt en ook jouw persoonlijke verzorging kan beter. Hoe ouder jij wordt, hoe meer jij je bewust wordt dat dit niet ‘normaal’ is en dat het beter kan. Je komt steeds meer in opstand, wat jouw moeder ontzettend lastig vindt. Regelmatig zijn er dermate heftige ruzies, dat de politie langskomt om polshoogte te nemen. Er zijn periodes dat je bij familie verblijft, maar ondanks alles ben je het allerliefste bij je moeder en je moeder het liefst bij jou.
Je bent 12 jaar oud en gestart op de middelbare school. Ook hier valt het klasgenoten op dat je ‘anders’ bent. Dat je niet de nieuwste merkkleding draagt, dat je niet altijd even fris ruikt, dat je het lastig vindt om met gezag om te gaan. Na een lange schooldag met vele opmerkingen, plagerijen, pesterijen van klasgenoten, kom je thuis. Je treft je moeder op de bank aan met een blik bier in haar hand. Ineens besluit je dat je dit niet meer accepteert van je moeder. Er ontstaat een heftige woordenwisseling, waarbij jij naar de keuken rent en een mes pakt. Je bedreigt je moeder en eist van haar dat dingen anders gaan. Dan komt de politie binnen. De buren hebben gebeld.
En nu zit je hier, niet meer thuis, niet meer bij je moeder. Maar in een instelling. Je wilt niets, je doet niets. Je praat niet, je slaapt niet, je eet niet. In de instelling heb je een vast ritme. Opstaan, ontbijten, school, therapieën, naschoolse activiteiten, eten, relaxen en weer naar bed. Je probeert mee te komen in het ritme, maar het lukt niet. Ook hier krijg je negatieve reacties van groepsgenoten. De groepsleiding doet haar best om jou te activeren, naar je te luisteren en bij je aan te sluiten.
Wat wij van je weten is dat je thuis een keyboard had. En ook dat je van zingen houdt. Na een aantal weken in de instelling, wil je het wel proberen; muziektherapie. Je komt aan in de muziekruimte, ziet de therapeut, maar hoort dat zij in opleiding is. Dit hebben ze jou niet van tevoren gezegd en dus ren je er vandoor. De therapeut rent achter je aan. Ze stelt voor om gewoon eens samen te zingen en geeft aan dat als je daarna besluit dat het toch niet wat is, je dit ook mag zeggen. Vandaag niet, misschien volgende week, geef je aan.
De week erop kom je zoals afgesproken weer terug. Wauw, wat goed! De therapeut begint een liedje die nu vaak op de radio is, te spelen op de piano. Dit spreekt jou wel aan. Je durft nog niet mee te zingen, maar hebt in ieder geval een eerste stap gemaakt in de kennismaking. De weken die daarop volgen durf je steeds meer je stem te laten horen in de therapie en zing je samen allerlei nummers die jij zelf uitkiest. Je merkt dat het zingen je helpt om iets beter in je vel te komen zitten en gaat ook buiten de therapie bezig om nieuwe liedjes te leren.
Wat de mensen om jou heen nog wel lastig vinden, is dat je niet wil praten over wat je hebt meegemaakt en ook geen woorden kan geven aan wat je voelt. Hierdoor snappen ze jou niet altijd en dit zorgt voor wederzijds onbegrip.
Tijdens de muziektherapie stelt de therapeut voor om samen liedjes te gaan schrijven. Iets wat jij nog nooit hebt gedaan. ‘Dat kan ik niet hoor’, is je eerste reactie. Je begint laagdrempelig met een invullied en komt erachter dat je toch meer kan dan je van tevoren dacht. Je begint steeds meer te groeien in je zelfvertrouwen en wil uiteindelijk toch proberen om helemaal een eigen lied te schrijven. Samen met de therapeut kies je ervoor om een lied te maken over jouw boosheid, wat zo vaak op de voorgrond lijkt te staan.
‘Als ik boos ben, dan scheld ik iemand uit, dan stamp ik door de kamer. Maar als ik boos ben, wil ik alleen zijn. Gewoon even rust voor mezelf. En soms wil ik praten, maar soms ook niet. Dan wil ik het liever, achter me laten’.
Jouw eerste eigen geschreven tekst, met melodie. We werken het lied steeds verder uit en besluiten om het samen op te nemen. Hoe verder we in het proces komen, hoe meer zelfvertrouwen je lijkt te krijgen, hoe meer je begint te delen en vertrouwen lijkt te krijgen in mensen om je heen. Dit valt ook anderen op.
We naderen een MDO. Een overleg met alle betrokkenen die samen gaan kijken wat goed voor jou zal zijn in de komende periode. Je maakt je zorgen. ‘Mag ik straks nog wel weer thuis wonen?’, ‘Zien anderen wel dat ik mijn best doe?’. Je vertelt aan de therapeut dat als je gespannen bent, je vaak niet uit je woorden komt en dan soms dingen zegt waarvan je achteraf spijt hebt. Je bent bang dat dit tijdens het MDO ook gebeurt en dat je dan nog langer in een instelling moet wonen. De therapeut stelt voor om het lied dat je geschreven hebt, te laten horen tijdens het MDO. In plaats van te vertellen, het eigen geschreven lied het werk laten doen.
We zitten in het MDO. De muziektherapeut is met je mee, evenals jouw vaste begeleider. Dit zorgt ervoor dat je al iets meer vertrouwen hebt in het verloop. Wanneer jij aan de beurt bent om te vertellen hoe het gaat, laat jij je lied horen. Alle betrokkenen zijn onder de indruk. Wauw, wat een groei heb je doorgemaakt. Maar er is één iemand die haar tranen niet kan bedwingen en jullie vliegen elkaar in de armen. Je moeder vertelt hoe trots ze op je is en hoe ze haar best wil gaan doen voor jou om dingen in de toekomst anders te doen.